BTL

DE BOND TEGEN LEENWOORDEN

Waarom BTL?
Woordenboek
Webschakels
Stuur ons netpost

Het BTL vertaalwoordenboek
De woordenlijst van het ANV


Voorwoord van BTL

Hieronder vindt u de woordenlijst van het ANV, het Algemeen Nederlandsch Verbond. Deze woordenlijst werd in de eerste helft van de twintigste eeuw opgesteld en had tot doel het overmatige gebruik van vreemde woorden tegen te gaan. Deze lijst is overgenomen met toestemming van het ANV. Op de webstek http://www.algemeennederlandsverbond.org/ kunt u meer lezen over het hedendaagse ANV.

LET OP: de onderstaande woordenlijst wordt ingelezen met een bladschouwer (scanner). De woordenlijst is op het ogenblik nog slechts gedeeltelijk ingelezen en ook kunnen er nog fouten in zitten. Hieraan wordt gewerkt

INLEIDING

Taalzuivering heeft ten doel te waarschuwen tegen allerlei verkeerde of overbodige insluipsels in onze taal. verkeerd is elk taalgebruik, dat de aard der taal aantast, dus niet in overeenstemming is met een ordelijk en logisch gebruik van onze taalmiddelen. Overbodig zijn in vele gevallen de vreemde woorden, met name indien zij even goed door Nederlandse vervangen kunnen worden.

Het grootste gedeelte van „Taalzuivering” bestaat uit een list van uitheemse woorden, waarvoor een passende uitdrukking in onze eigen taal aanwezig is. Het is echter geenszins de bedoeling, elk gebruik van vreemde woorden tegen te gaan, want de innige aanraking van ons volk en dus ook van zijn beschaving met die van de omliggende en zelfs ook van de verder afgelegen delen van Europa, heeft een groot aantal vreemde indringers doen binnenstomen. deze zin ons vaak welkom, vooral als wij tezamen met een uitheemse zaak ook de daarvoor gebruikelijke benaming heben ontvangen; wie zou woorden als tabak, cacao, koffie, rubber uit onze taalschat willen verwijderen? Het is immers altijd en overal zo gegaan en er zijn maar weinig talen in Europa, die er in geslaagd zijn, zich zo goed als geheel „zuiver” te houden.

Het gevaar ontstaat dan ook eerst, wanneer er te veel vreemde woorden worden opgenomen. Vele Nederlanders zijn van de schoolbanken af gewend ten minste drie levende talen te lezen en komen daardoor licht in de verleiding om het vreemde woord te bezigen, als hun dat als nieuwe term wordt aangeboden, en zelfs naar een uitheems woord te grijpen, als hun het daaraan beantwoordende Nederlandse niet snel genoeg te binnen schiet. Er is vaak ook wel een beetje idelheid bi, want niet alleen toont men aldus vreemde talen voldoende te beheersen, om daaraan het een en ander te ontlenen, maar men komt ook gemakkelijk in de waan, dat men zich fijner, wellevender uitdrukt, door in plaats van het huiselijke Nederlandse het plechtige vreemde woord te gebruiken. Vooral als men in zulk een geval een Franse veer op zijn hoed steekt, kan men zich inbeelden op de keurigste wijze zijn gedachten te hebben uitgedrukt. Wie zou niet liever voor een „gedistingeerd causeur” dan voor een „deftig spreker” worden behouden? wie zou niet liever in een „jacquet” dan in een „staartjasje” verschijnen of wie niet liever op zijn naamkaatje „bellettrist” dan „letterkundige” laten drukken? dit is alles ook niet zo heel erg, indien het binnen redelijke grenzen blift; dan misstaat een enkel bloempje op een vreemde akker geplukt in de vaderlandse ruiker niet.

Maar men kan kwalijk beweren, dat het te onzent bij een matig gebruik blijft. Geschreven en gedrukt kan men maar al te vaak betogen lezen, die zo met uitheemse pronk overladen zijn, dat het Nederlands een taal van voorzetsels, voornaamwoorden en hulpwerkwoorden schint te worden. Daartegen, als tegen elke aanstellerij, moet met kracht worden opgetreden, omdat daaruit toch een minachting voor de taal van ons eigen volk spreekt, die niet minder betreurenswaardig is, al is zij dan ook gewoonlijk niet bewust. Het is de gemakzucht van den ontwikkelde, die te gelijker tijd woorden uit drie, vier talen ter beschikking heeft en dan maar neemt wat hem het eerste invalt. Hij wacht niet, tot het goede Nederlandse woord hem voor de geest staat, hij gript naar het eerste, dat daarom nog niet altijd het beste is. gemakzucht, de eisen van een dwaze mode, preutsheid, aanstellerij, zij alle hebben telkens en telkens weer in de plaats van onze eigen Nederlandse woorden vreemde indringers gesteld, die er in geslaagd zijn de overhand te verkrijgen.

De talrijke uitvindingen en ontdekkingen op velerlei gebied hebben een reeks van nieuwe kunstwoorden doen ontstaan, die dan weer door de wetenschappelijke vaktijdschriften zijn gesijpeld naar de dagelijkse leesstof van een breed publiek en zo gemeengoed van ons volk zijn geworden. Voor een Fransman is een woord als „automobiel” een gelukkige vondst, omdat in zijn taal de Latijnse en Griekse termen gemakkelijk kunnen worden aangewend; als een Nederlander dat overneemt, is hij een slaafs navolger van een uitheems voorbeeld. Hoe moet men zich tegenover deze vreemdelingen plaatsen? Daarover oordeelt men zeer verschillend. Er zijn mensen, die eigenlijk het binnendringen van zulke vreemde termen toejuichen, omdat daardoor onze taal een internationaal karakter krigt en dus bij het toenemende geestelijke verkeer tussen de beschaafde volkeren zich gemakkelijk leent voor een uitdrukking van begrippen, die overal ter wereld gangbaar zijn. „Automobiel” is een term, die men in talrijke talen onmiddellijk verstaat; „Kraftwagen” is onverstaanbaar buiten de grenzen van het Duitse taalgebied.

Daar zijn echter anderen, die ons Nederlands van al het vreemd gespuis zouden willen schuimen. Zij zijn de ware taalzuiveraars, de puristen, die niets liever zouden begeren, dan alles waar een Nederlands brein over denkt, ook met de eigen taalmiddelen weer te geven. Zij zouden er zelfs geen bezwaar tegen hebben, dat lang ingeburgerde vreemdelingen weer de grenzen overgezet werden en hun plaats voor eigen bedenksels zouden moeten ruimen.

Het juiste midden is ook hier de veiligste weg. Men kan niet het feit verloochenen, dat Nederland gelegen is te midden van drie wereldtalen en dat dus ieder, die enigszins ontwikkeld is, met deze in aanraking komt. Trouwens zo menig woord, dat wij misschien als echt vaderlands voortbrengsel zouden willen koesteren, blijkt op de keper beschouwd een vreemdeling te zijn; wie zou in zulke naar de schijn zo echt Nederlandse woorden als kelner, tegel, hangmat, perzik de vreemde herkomst nog herkennen? Elke taal, die leeft, treedt in ruilverkeer met andere talen en dit te sterker naarmate het volk, dat die taal spreekt, in het geestelijke leven van ons werelddeel een belangrijker plaats inneemt. Ook onze taal heeft dat in alle tijdperken van haar bestaan gedaan.

Men gebruike dus gerust een vreemd woord, als men meent, dat dit fraaier staat of de gedachte treffender uitdrukt, maar men zorge er voor niet te overdrijven. Men moet zich eigenlijk steeds over het vreemde woord verontschuldigen en wel tegenover de moedertaal, die in de meeste gevallen volstrekt niet in gebreke blijft u te helpen. Er mag geen sprake zijn van enig minderwaardigheidsgevoel tegenover de ons omringende „wereldtalen”; wie daartoe neiging gevoelt, zoeke de schuld niet bij zijn moedertaal, maar bij zichzelf. Het is daarom zeker aan te bevelen het vreemde woord te vermijden, wanneer het niet volstrekt noodzakelijk is, al was het alleen maar daarom, dat men het gelijkwaardige Nederlandse woord niet zou vergeten.

Zij, die wegens hun ambt of beroep de nieuw-gesmede begrippen, die van dag tot dag ontstaan om nieuwe stoffen, nieuwe werktuigen, nieuwe uitvindingen te benoemen, in ons taalgebied moeten binnen loodsen, dienen er met ernst naar te streven een eigen vaderlandse term te bedenken in plaats van het uitheemse woord klakkeloos over te nemen. Men moet het vernuft van den engelsman bewonderen, die het woord „film” in volkomen nieuwe toepassing wist te gebruiken; ditzelfde woord „film” in onze eigen taal is een bewijs van geestelijke traagheid of van onverschilligheid ten aanzien van een zo kostbaar nationaal bezit als onze taal. Men bedenke ook dit: de taal stemt ook hierin met een werktuig overeen, dat zij door rusten roest. Wordt zij niet telkens geprikkeld tot vernieuwing, gedwongen tot het uitdrukken van tot nu toe onbekende begrippen, tot het overbrengen van vreemde termen in eigen woorden, dan verliest zij de soepelheid van woordvorming en woordkoppeling, die voor een geregelde en natuurlijke taalgroep van het hoogste belang is.

En waarlijk, het Nederlands bezit nog de jeugdige frisheid om zich telkens weer te vernieuwen. Werden wij niet in de maanden na de ramp, die Rotterdam geteisterd heeft, verrast door het plotseling opduikende woord „puinschuimers”? Een kostelijke vondst, die de – helaas als steeds onbekende – vinder alle eer aandoet. Maar waarom is men dan weer soms zo traag? Toen de nieuwe vindingen van radio en film, die onze beschaving een geheel ander voorkomen dreigen te geven, haar intrede deden, heeft er geen taalwacht voor gezorgd, om de nieuwe begrippen, die zo snel een bezit van het ganse volk zouden worden, met eigen woorden aan te duiden; of men vernederlandste er klakkeloos op los, zoals in het geval „schinwerper”, of men had zo weinig nationale waardigheid, dat men maar „loudspeaker” bleef zeggen.

De hierachter volgende woordenlijst heeft niet ten doel alle daarin voorkomende uitheemse woorden uit te bannen. Er zijn daaronder zeer onschuldige en zeer algemeen gebruikte. Zij dient slechts om te tonen, dat onze moedertaal rijk genoeg is, om in al deze gevallen met haar eigen voorraad uit te komen, zij zal menigeen herinneren aan echt-vaderlandse termen, die reeds met vergetelheid bedreigd worden en daarom reeds alleen verdienen wat vaker in de mond te worden genomen. Waarom het onwennige punaise, als wi in taatsje zo een echt Nederlands woord bezitten?

Het overdadig en vooral onnoodig gebruik van vreemde woorden is echter niet het enige euvel, dat wij bestrijden moeten. De uitheemse invloed kruipt soms tot in het merg van onze taal, wanneer hij ook werkzaam is, terwijl er geen enkel vreemd woord gebruikt wordt. Men kan dus naar de schijn zuiver Nederlands spreken en toch in werkelijkheid zeer tegen de geest onzer taal zondigen. Vooral bij mensen, die gewend zijn vaak een andere taal te lezen of te spreken, is het gevaar groot, dat zij zinswendingen uit die vreemde taal klakkeloos in het Nederlands overbrengen. De Vlaming zal dit gevaar vooral van de zijde der Franse taal ondervinden; hij verkoopt goederen „aan” een zekere pris en denkt dan in het Frans, ofschoon hij Nederlandse woorden gebruikt. In Noord-Nederland zal men gemakkelijker de invloed van het Engels en het Duits ondervinden; daardoor komen zinswendingen in onze taal, die menigeen als zuiver Nederlands in de ooren klinken, maar toch in werkelijkheid niet anders dan slechte vertalingen zijn.

ANGLICISMEN

Je moet het maar niet ernstig nemen, dat hij zo dikwijls afwezig is, je moet realiseren, dat hij doorlopend meer of minder oververmoeid is.

Zulk een zin klinkt helemaal niet zo gek en toch staan er vier onnederlandse uitdrukkingen in. Men behoort te zeggen: ernstig opnemen, verstrooid is; je moet inzien, beseffen; min of meer.

Hoe graag gebruikt men niet suggestie, als men niet anders bedoelt dan wenk of raad; is een onderzoek goed, dan moet het uitputtend zijn; men maakt het voor den onderzoeker althans minder erg, als men in goed Nederlands zegt: volledig of uitvoerig. Een plaats op een boot boeken schijnt al haast onuitroeibaar; waarin is dit echter beter of duidelijker dan een plaats bespreken?

Soms is het resultaat van deze anglomanie een slappere taal. Of meent men soms, dat de meest gunstige gelegenheid nadrukkelijker en duidelijker is dan het rond Hollandse de gunstigste gelegenheid? Onze trappen van vergelijking zijn kort en krachtig en wij hebben ze gelukkig nog volop behouden; waarom dan ze te vervangen door het eentonige meer en meest? Wij hebben al in zooveel gevallen een enkelvoudige constructie onzer oude taal door woordenrijkere omschrijvingen vervangen (des vriends, nu: van den vriend); laat ons die breedsprakigheid niet onnodig aanmoedigen.

Zeer onwelluidend is ook de zinswending: deze operatie is een zeer bezwaarlijke. Het schijnt sommigen deftiger in de oren te klinken, dan het gewone: deze operatie is zeer bezwaarlijk. Men wint er echter niets mee, dan alweer een toonloze e meer in onze taal en verder geeft men slechts het bewijs, dat men uit het Engels onbezien iets overneemt, dat in onze taal niet past.

Diep ingevreten is reeds het naäpen van de Engelse uitdrukking hardly. Vooral de krantentaal is verzot op het gebruik van het daaraan beantwoordende nauwelijks; men komt dan zinnen tegen als: Het is nauwelijks toevallig, dat van verschillende zijden op dit onderwerp de aandacht gevestigd werd. In behoorlijk Nederlands dient men te zeggen: het is eigenlijk niet toevallig, het zal wel niet toevallig zijn. Gaat men de nauwelijks-zinnen na, dan blijkt, dat men in veel gevallen telkens een andere wijze van uitdrukken in onze taal nodig heeft; het leidt dus tot taalverarming, als men in de plaats van het rijkgeschakeerde Nederlands de eentonige Engelse stoplap gebruikt.

Je kan beter thuis blijven, als het gaat regenen. Die schrijver kon beter zijn tijd aan andere onderwerpen besteden. Men kan het invullen der lijsten beter niet aan het publiek overlaten. Allemaal lelijke navolgingen van de Engelse zegswijze you had better, het Nederlands zal in al deze gevallen op eigen manier het bedoelde weten uit te drukken. Wij kunnen het aan den lezer overlaten in zijn eigen taalschat de juiste wijze van zeggen te vinden.

Anglomanie blijkt ook uit onnederlandse woordkoppelingen als: het Thorbecke-ministerie, de Gladstone-politiek, een Louis XV-meubel, de radio-propaganda, een renaissance-vorst, het Sanssouci-slot. dergelijke verbindingen van zelfstandige naamwoorden, vooral als het eerste een eigennaam of een vreemde term is, hebben zich ingeburgerd – helaas bijzonder talrijk in het min of meer literaire taalgebruik – naar het voorbeeld van Engelse uitdrukkingen als: an Oxford man, the Transvaal government, the China seas. Hoewel niet elke samenstelling van dit type behoeft geweerd te worden, is het toch wel aanbevelenswaardig in dit opzicht niet te overdrijven.

GERMANISMEN

Veel gevaarlijker dan de ontleningen aan het Engels, zijn die aan het Duits, omdat deze taal met de onze zovele punten van overeenstemming vertoont, dat het niet altijd gemakkelijk is, de grens tussen een geoorloofde en een ongeoorloofde vernederlandsing van Duitse woorden of uitdrukkingen vast te stellen. Het kan gebeuren, dat de beide talen zeer sterk op elkander gelijkende zegswijzen hebben, zoals invloed oefenen en Einflusz ausüben. Nu hoort en leest men vaak: invloed uitoefenen, wat daarom door sommigen als een onnodig en dus ongewenst germanisme wordt afgekeurd. Soms maakt men nieuwe Nederlandse woorden, doordat het Duitse voorbeeld klakkeloos vertaald wordt. Wij zijn allen reeds lang gewend aan de term slagroom, die een letterlijke weergave is van het Duitse Schlagsahne; het woord is zo gemakkelijk en heeft zich zo snel ingeburgerd, dat de pogingen van sommige taalzuiveraars om het door geklopte room te vervangen, reeds van te voren als mislukt mogen worden beschouwd.

Nu wij toch spreken over een samenstelling met slag-, kunnen wij tevens de geliefkoosde woorden van de laatste tijd slagwoord en slagzin noemen. Zouden ook deze onuitroeibaar zijn? Zeker is boven het eerste van deze beide insluipsels trefwoord te verkiezen, dat beter de bedoeling van de term aangeeft; maar men moet erkennen, dat een slagzin niet hetzelfde betekent als een trefzin. Wanneer wij dan gedwongen zijn een keus te doen tussen slagzin en slogan, dan komt het ons voor, dat het eerste woord met zijn door-en-door Nederlandse bestanddelen verreweg de voorkeur verdient.

Zo is onlangs ook over onze grens het woord schijnwerper geslopen en omdat het voorwerp zich zo snel een plaats in ons moderne leven veroverd heeft, kreeg het woord een ongekende verbreiding. Als om te bewijzen, hoe weinig wij ons bezinnen op het zuiver en krachtig handhaven van onze taalschat, worden wij geregeld vergast op het onvaderlandse gebruik van schijnwerper en floodlight. Wat is gemakkelijker, dan dit instrument bij zijn juiste naam te noemen: het is een lichtwerper en met dit woord drukken wij beter uit, dat het een felle stralenbundel uitzendt, dan wanneer wij in zijn naam het woord schijn als „schijnvertaling” overnemen.

In zulk een geval voelt iemand met een gezond taalgevoel onmiddellijk, dat hier wat hapert. Maar het is toch niet altijd even gemakkelijk. Wanneer men het woord betrachten hoort gebruiken, niet in de Nederlandse zin van „in acht nemen”, maar in die van „beschouwen”, dan zal iedereen wel merken, dat hier een ontlening heeft plaatsgehad. Zegt echter een leraar tegen de klas „wij zullen dat stuk nog eens doornemen”, dan staat het er wat anders voor, want om juist uit te drukken wat hij bedoelt, vindt hij niet zo gemakkelijk een passend woord; wie hier behandelen zou willen voorschrijven, miskent toch de niet onbelangrijke schakering, die er tussen beide bestaat. De leerling zal in elk geval een vrolijker gezicht zetten, als hij het woord doornemen dan als hij behandelen hoort.

In het algemeen is te zeggen, dat het geen aanbeveling verdient vertaalde Duitse termen te bezigen, wanneer wij over goede Nederlandse woorden beschikken. Wij behoeven niet „het raam onzer besprekingen” te zeggen, als onze eigen taal hiervoor het woord lijst ter beschikking stelt. Hoe geliefd in de krantentaal het woord uithollen ook geworden is, men spreke toch liever van het ondermijnen van het gezag. Een indringend onderzoek wordt waarlijk niet degelijker dan een diepgaand onderzoek, ook al tooit men zijn eigen taal met een vreemde veer.

De ergste contrabande zijn de vertalingen, die er zo echt Nederlands uitzien. Aanvechtbaar bestaat uit drie stuk voor stuk even Oernederlandse woordelementen, maar aan elkaar geplakt zijn zij een ondeugdelijk vervangmiddel voor betwistbaar. Wanneer wij beachtenswaardige wenken laten horen, doen wij het niet beter, dan wanneer onze raad behartigenswaardig was. Beduidend is een foei-lelijk germanisme, zo goed als briefpapier; maar wanneer iemand de draagwijdte van het betoog veroordeelt, zal menigeen vreemd opkijken.

Terwijl men naast middelmaat natuurlijk middelmatig gebruiken mag, is het stellig niet geoorloofd van fabriekmatig, schetsmatig, toneelmatig te spreken. Toch blijkt ook hier, hoe soepel men in de beoordeling van taalverschijnselen zijn moet, daar woorden als kunstmatig, doelmatig, stelselmatig, regelmatig, ofschoon even „foutief” gevormd, toch algemeen gangbaar geworden zijn en als goed Nederlands mogen beschouwd worden.

Er is in de laatste tijd een stroom, neen een ware stortvloed van dergelijke germanismen onze taal binnengespoeld en de pers heeft er lustig aan meegeholpen de vreemdelingen in te burgeren. Wij geven aan de lezers ter overpeinzing woorden als geëigend, handomdraaien, indringend, koptelefoon, meemaken, omstreden, onomwonden, spitsuren, springstoffen, veiligstelling, voorradig. Er zijn daarnaast nog andere, vaak onschuldige germanismen, die de een met onverbiddelijke gestrengheid zal afwijzen, terwijl een ander ze zal gedogen, omdat de gestadige groei van een taal nu eenmaal het overnemen van een aantal vreemde woorden meebrengt.

Men moet zich schrap zetten tegen Duitse woordvormingen, die met de aard onzer eigen taal in strijd zijn. Zo dient een onverzoenlijke strijd gestreden te worden tegen samenkoppelingen als watergekoelde motoren, dat even afkeurenswaardig is als een prijsgekroonde of lauwerbekransde dichter. Wij mogen ons niet daardoor laten vermurwen, dat achtbare letterkundigen onze taal „verrijkt” hebben met talrijke germanismen van dit slag, ook al spreken zij nog zo sterk tot ons gevoel of onze verbeelding als samenkoppelingen gelijk maanbeschenen velden, sterrendoortinteld azuur, onkruidoverwoekerde grond. Het Nederlandse taalgebruik eist in deze gevallen nu eenmaal de omschrijving met een voorzetsel. Evenmin klinken woorden als nieuwbouw, grootmacht, kleinstad fraai, omdat wij in deze gevallen de voorkeur geven aan een verbogen vorm van het bijvoeglijk naamwoord. Weliswaar schiep onze taal in vroeger tijden ook uitdrukkingen als hoogmoed, zwartrok, geelzucht, maar dat geeft ons nog niet een vrijbrief, om een dergelijk sinds lang in onbruik geraakt samenstellingstype weer te gaan gebruiken. Toch zal iedereen moeten toegeven, dat er een betekenisverschil bestaat tussen een grootstad en een grote stad; men kan daaruit leren, dat men taalgebruik met de uiterste schroomvalligheid moet beoordelen. Dit is zeker: het ombouwen van een huis, van een motor, van een centrale verwarming, of van wat dan ook, is een verfoeilijk onvaderlandse daad, omdat men daarmede het voorvoegsel om- in een betekenis aanwendt, die onze taal niet kent. En voor al die modewoorden als omrekenen, omvormen, omschakelen, omkleden, heeft onze eigen taal uitnemende uitdrukkingen, die bovendien uitmunten door haar grote afwisseling: wij dienen te zeggen herleiden, vervormen, overschakelen en verkleden.

Het gemak, waarmede het Duits samenstellingen smeden kan, verleidt menigen Nederlander, die op zijn eigen taalgebied doodsbenauwd is voor nieuwlichterij, tot toepassing van dezelfde methode in het Nederlands. Maar zo min als men waarname voor waarneming of toename, inachtname bezigen zal, mag men zijn taal ontsieren met inbeslagname, kennisname, stellingname en meer dergelijke fraaiigheden. Ook hier moet een zeker taalgevoel ons gebruik op de juiste weg leiden; wij hebben in onze taal deelname, inzage, oplage en dergelijke woorden, die weliswaar niet van vreemde smetten vrij, maar toch volkomen ingeburgerd zijn. Zij kunnen de weg voor nieuwe ontleningen vergemakkelijken en zelfs tot navolging aanmoedigen.

Duitse woordvormingen als chemiker, tandtechniker, die o.m. in Vlaanderen vaak gebruikt wordn, komen in onze taal gelukkig zelden voor; wij bepalen ons liever bij de solide „klassieke” uitdrukkingen als chemicus, technicus en dergelijke.

Moeilijker wordt het geval als een woordtype soms goed Nederlands, maar in andere gevallen verwerpelijk is. Hij was een krasse tachtiger, is een juiste aanduiding voor een man tussen 80 en 90 jaar, maar spreken wij van De Tachtigers of van de gebeurtenissen in de tachtiger jaren der vorige eeuw, dan gebruiken wij een erbarmelijk Nederlands.

Tegenover het Duits past dus een grote voorzichtigheid, maar daarom nog niet een stelselmatige afweer. Daar het Duits veel gemakkelijker dan onze eigen taal nieuwe woorden en samenstellingen maken kan, zal het daardoor aan onze taal menigmaal tot voorbeeld kunnen strekken. Wij zijn wel wat angstig om een nieuw woord te smeden en onze taal loopt daardoor het gevaar de soepelheid te verliezen, die noodzakelijk is om het uitdrukkingsmiddel te zijn in een maatschappij, die in voortdurende verandering verkeert. Er wordt elke dag zoveel nieuws uitgevonden en bedacht, zoveel nieuwe begrippen duiken telkens op, dat wij ons taalvermogen tot het uiterste moeten inspannen, wanneer wij althans niet een stortvloed van uitheemse termen ons goede Nederlands willen laten bederven. Het woord krachtwagen is nu een verfoeilijk germanisme, omdat de Duitsers ons daarin voor geweest zijn; hadden wij het woord echter eerder uitgevonden, dan zouden wij met reden trots zijn op zulk een gelukkige Nederlandse aanduiding voor het nieuwe voertuig. Auto is stellig geen betere term, om van het modewoord wagen niet eens te spreken.

Een in het Duits gelukkig gesmede term, die bovendien aan de wetten onzer eigen taal voldoet, is daarom waarlijk in menig geval een niet te versmaden verrijking van onze woordenschat. Maar er moeten taaldouanen aan onze grenzen staan, die alle ongewenste indringers weren en er moeten geen dag- of andere bladen zijn, die onophoudelijk een leger van smokkelaars gastvrijheid bieden. Het zou niet onnuttig zijn, als het schrijvend publiek eens wat meer wilde luisteren naar een woord van gezag en dan tevens er tegen waakte, er maar op los te schrijven. Elk werkman zal zijn gereedschap in goede staat bewaren; waarom zou degeen, die met het zo tere en kostbare taalgereedschap omgaat, minder zorgvuldig zijn?

GALLICISMEN

Het spreekt wel vanzelf, dat besmetting door het Frans in Nederland maar zelden voorkomt. Veel groter is het gevaar in Vlaanderen, omdat de dubbeltaligheid der ontwikkelde Vlamingen hen er gemakkelijk toe leidt, de uitdrukkingswijze van de ene taal met woorden van de andere te vermengen.

Daar het Frans, veel minder dan de beide aangrenzende talen, maar zelden voor zaken van algemene aard gebruikt wordt, zal men zijn sporen nog het meest in de taal der kultuurdragende kringen tegenkomen. Zo heeft zich in de loop der laatste jaren een uitdrukkingswijze ingeburgerd, die naar de schijn bijzonder onderscheidend voor fijne en diepzinnige kunstkenners is, in werkelijkheid alleen maar hinderlijk omslachtig. In plaats van te zeggen, dat iets bedenkelijk naïef is, zegt men veel liever: het is van een bedenkelijke naïveteit; iedereen proeft daarin de ongenaakbare hoogte van een schrijver, die zijn oordeelvellingen in zulk een voorname stijl kleedt. Maar het is met dat al een Frans lapje op een Nederlands kleed.

Hinderlijker is het Frans, dat, min of meer geradbraakt, door kappers en kleermakers, bakkers en herbergiers, ter aanprijzing van winkel of waar gebruikt wordt. Het enige doel schijnt, ons duidelijk in te prenten, dat onze taal te bot of te arm is, om al deze nuttige en aangename zaken op passende wijze aan te duiden. Men krijgt soms de indruk in de bekrompen sfeer van een klein plattelandsstadje te verkeren, wanneer men die ijver gadeslaat om het doodgewoonste leven met een schijn van uitheemse deftigheid te tooien. En intussen laat men de eigen taal braak liggen. Stel u voor, dat een film eenvoudigweg voor een week verlengd werd; zij moet worden geprolongeerd om het publiek te trekken. Een nieuwe toneelvoorstelling moet een artistieke creatie zijn, wil zij door de pers opgemerkt worden en elk cabaret moet voor de allermodernste attracties zorgen. Men zou zich om deze malligheden boos kunnen maken, als zij niet zo zielig waren.

Al deze -ismen in onze taal, kenschetsend samengevat onder de naam barbarismen, raken in de meeste gevallen niet veel meer dan de buitenkant; slechts een enkele keer dringen zij het taallichaam binnen, wanneer in letterlijke vertaling een vreemde uitdrukkingswijze binnengesmokkeld werd. Maar in het gebruik van onze taal wordt ook meer dan nodig is gezondigd, zelfs als geen vreemde taal daarbij een rol gespeeld heeft. Voor een zeer belangrijk deel moet dit worden toegeschreven aan een zekere haastigheid en slordigheid bij het spreken zowel als bij het schrijven, waardoor men zich niet voldoende rekenschap geeft van de wijze, waarop men zijn gedachten uitdrukt. Wanneer men zegt: „het is vooral aan de dure prijzen te danken, dat deze nieuwe vinding nog niet algemeen ingang vindt”, dan drukt men zich uit op een manier, die voor iedereen volkomen verstaanbaar is. Maar goederen kunnen duur zijn, echter niet hun prijs en wanneer het een ongewenst gevolg betreft, is er geen reden om van dank te spreken. Men behoort dus te zeggen: het is vooral aan de hoge prijzen te wijten.

Het behoort tot een van de gewoonste taalzonden, dat men achter de vergrotende trap in plaats van dan het woord als gebruikt. Ook deze mededeling behelst een verkeerde uitdrukking, die menigeen bij het eerste horen niet eens opvallen zal. Spreekt men immers van behoren tot, dan denkt men aan een groep, waarvan het bedoelde deel uitmaakt; het is onlogisch te zeggen, dat iets behoort tot één. Wij hebben hier het bekende geval van „contaminatie” tussen twee uitdrukkingen: het is een der gewoonste taalzonden of het behoort tot de gewoonste taalzonden. En wat deze zonden zelf betreft, een blik op het Duits doet ons zien, dat als na een comparatief niet noodzakelijkerwijze fout behoeft te zijn; men mag zelfs wel zeggen dat in de dagelijkse gesproken taal de meeste Nederlanders zeker niet dan, maar altijd als zullen zeggen. Maar de officiële, door taalwetgevers en onderwijzers geijkte taal schrijft als het juiste woord dan voor; en daarom behoren althans allen, die zich naar bestaande regels schikken willen, zo te schrijven.

Voorbeelden als de hier genoemde bewijzen, dat een slordig taalgebruik menigmaal ook een zekere onhelderheid der gedachten verraadt. Men geeft zich niet voldoende rekenschap van de waarde der woorden en zegt daardoor iets, dat naar zijn letterlijke betekenis onzin is, maar door den welwillenden hoorder op de juiste wijze uitgelegd wordt. Er zijn in onze taal wel meer onnauwkeurig gedachte of geformuleerde zegswijzen, die toch algemeen gangbaar zijn geworden en door iedereen voor goede munt worden aangenomen. Maar men komt herhaaldelijk, allereerst in de pers, maar ook in meer verzorgd taalgebruik, uitdrukkingen tegen die niet door de beugel kunnen. Wanneer wij in het verband van dit betoog zeggen: „de reden voor zulk een slordige wijze van uitdrukken is iedereen duidelijk en behoeven wij dus niet nader te behandelen”, dan gebruiken wij weer een zin, waarover menigeen zonder erg zal heenloopen. Immers het weglaten van een zinsdeel, dat reeds in een voorafgaande zin genoemd is, kan alleen dan plaats hebben, wanneer het in beide zinnen dezelfde functie vervult en dat geldt niet van een onderwerp en een lijdend voorwerp, zoals in de boven als voorbeeld gegeven zin. Wanneer onze taal een duidelijk onderscheid in naamvalsvormen maakte, dan zou zulk een samentrekking volkomen onmogelijk zijn. Maar ook het feit, dat een woord in de eerste zowel als in de vierde naamval dezelfde vorm vertoont, ontslaat ons niet van de verplichting het onderscheid tussen onderwerp en lijdend voorwerp te handhaven; wij moeten dus zeggen: „de reden is duidelijk en wij behoeven haar dus niet nader te behandelen”.

De behoefte aan kortheid heeft tot gevolg, dat men de juistheid en nauwkeurigheid niet meer voldoende in het oog houdt. Een bijzin vervangt men dan gaarne door een enkele uitdrukking en in plaats van te zeggen: „daar de stad aan de rivier gelegen is, heeft zij goede scheepvaartverbindingen” kan men het korter, zij het dan ook niet fraaier doen door zich aldus uit te drukken: „Aan de rivier gelegen, heeft deze stad goede scheepvaartverbindingen”. Maar het overdadige gebruik van dergelijke deelwoorden, die bijzinnen van allerlei aard vervangen kunnen, leidt er toe, dat men ze als een soort van stenografische of gecondenseerde bijzinnen in alle mogelijke verbindingen bezigt. Dan komt men er toe te zeggen „Aan de rivier gelegen zijn de scheepvaartverbindingen van deze stad bijzonder gunstig”; dat is echter een ontoelaatbare uitdrukkingswijze, die de deelwoordbepaling naar de vorm aan het onderwerp „scheepvaartverbindingen” koppelt, terwijl zij naar haar betekenis natuurlijk alleen bij het begrip stad behoren kan. De wens om kort en dus ook krachtig te zijn, kan er aldus toe leiden, dat men zich tevens onjuist en onduidelijk uitdrukt.

Onnadenkendheid is ook de verklaring voor het onmatige gebruik van het woordje om. Men behoort het zoveel mogelijk te vermijden, maar als men het gebruikt, dan moet het inderdaad dienen tot het aangeven van een doel. Het woordje is dus alleen geschikt om in dergelijke gevallen gebezigd te worden, maar het is uit de boze om het in andere gevallen te gebruiken, zelfs al bestaat er een ingewortelde gewoonte om het te pas of te onpas te plaatsen. Ter verduidelijking diene, dat in de beide laatste gevallen het woord om niet geoorloofd, maar in het eerste geval volkomen juist gebruikt is.

Door herhaald gebruik slijt de betekenis van de woorden af; dit is een bekend taalkundig verschijnsel. Dan zoekt men naar nieuwe woorden of sterker vormen, die het tekort aan uitdrukkingskracht kunnen aanvullen. Vele mensen zullen meer duidelijk in plaats van duidelijker zeggen, omdat naar hun gevoel de vergrotende trap door het afzonderlijke beklemtoonde woordje meer beter uitgedrukt wordt dan door het toonloze achtervoegsel -er. Wanneer men aan deze neiging toegeeft, bestaat het gevaar, dat allerlei elementen van onze taal in onbruik geraken en verloren gaan, ofschoon zij nog uitstekend in staat zijn hun taak te vervullen.

Diezelfde angst voor het niet nadrukkelijk genoeg spreken verleidt menigeen er toe, zonder noodzaak hetzelfde op meer dan één wijze uit te drukken. Een voorbeeld: het is noodzakelijk dat een gedachte zo kernachtig en kort mogelijk moet uitgedrukt worden. Het is onmogelijk, dat iets treffender kan worden gezegd, door het nodeloos te herhalen. Wie op een juist en nauwkeurig taalgebruik gesteld is, moet toch het voornemen hebben met de minste moeite het beste resultaat te willen bereiken. Dat zijn van die overdadigheden, – in de taalleer pleonasmen geheten – die allerminst tot verduidelijking van het gesproken woord dienen, maar eerder het bewijs voor een afgestompt taalgevoel leveren, dat bijzonder sterke prikkels van node heeft.

Men merkt dezelfde fout bij de ontkenning. Wij leerden op school, dat een dubbele ontkenning een bevestiging is. Maar wat dan te zeggen van zinnen als deze: De politie had het verbod uitgevaardigd, dat niemand na elf uur zich op de openbare weg mocht bevinden? Moet dan iedereen zich op straat begeven? Of had de politie niet juist bevolen, dat niemand op straat zou zijn en dus verboden, dat iemand dat zou wagen? Fouten tegen deze logische regel worden herhaaldelijk gemaakt, vooral als een ontkenning als het ware in de zin op een verborgen plaats staat. De spreker noch de hoorder heeft geen voordeel van een slordig taalgebruik. Dat noch is als ontkenning niet duidelijk genoeg en men meent dat te verbeteren, door er nog maar eens het woordje geen aan toe te voegen.

Meer voorbeelden van een dergelijk overdadig taalgebruik behoeven wij niet te geven. De lezer lette er maar eens op, hoe vaak op dit gebied gezondigd wordt, wanneer hij persverslagen leest, en misschien betrapt hij ook wel zichzelf op dergelijke fouten. In sommige gevallen kan men ze verontschuldigen als de uiting van een behoefte, om de dingen zo krachtig mogelijk te zeggen; dan is het een fout, die door de overdrijving van een deugd ontstaat. Zeker is het, dat een veel bedenkelijker taalbederf gelegen is in de neiging zich zo onpersoonlijk en kleurloos mogelijk uit te drukken. Dit schijnt wel in het bijzonder een eigenschap van de ambtenaarsstijl te zijn, want zij is schering en inslag in de stukken, die van de departementen en van lagere bestuursorganen uitgaan. Hier wemelt het van de passieve constructie, die den schrijver als het ware veroorlooft geheel schuil te gaan achter de nevelen der kleurloze onpersoonlijkheid. Een haast niet te overtreffen voorbeeld is de volgende zin, die wij in de rondzendbrief van een of andere commissie aangetroffen hebben:

„Het spreekt vanzelf dat niet allen, die zich tot de Commissie wendden, geholpen konden worden, doch in samenwerking met Kerkelijke organen voor armenzorg enz. kon veelal een vruchtbare en onmisbaré samenwerking worden verkregen, waardoor bereikt werd, dat aan de doelstellingen van het Fonds, n.l. dat geldelijke steun zal worden verleend, indien mag worden aangenomen, dat de begiftigde voor goed, althans voor geruime tijd buiten geregelde onderstand zal worden gehouden of in zijn zelfstandigheid zal worden hersteld, werd voldaan".

Van dezelfde aard is de ingeboren angst om zelf voor de dag te treden, die zich openbaart in het overdadige gebruik van het woordje men. Ook dat is kleurloos, dood. Wanneer een verslaggever een volksfeest beschrijft, moet hij van de daaraan deelnemende menigte niet zeggen: men begaf zich reeds vroeg in de morgen naar het feestterrein, men genoot van de talrijke vermakelijkheden, die daar te zien waren, men bleek de verschIllenae nummers van het feestprogramma zeer op prijs te stellen, en zo tot in het oneindige door. Hier immers is niet sprake van de onpersoonlijke men, maar van de feestvierders, het volk, de menigte, de mensen, of hoe men ze zou willen aanduiden.

Nu wij toch 'bij de verfoeilijke cliché-stijl beland zijn, willen wij op nog een paar slakjes zout leggen. Het gaat hier om uitdrukkingen, die gedachteloos gebruikt worden, vaker te onpas dan te pas, maar die den spreker het gemak bezorgen een aanloopje te hebben voor het begin van zijn mededeling. Het gaat er om is een van die stoplappen, die den onnadenkenden schrijver zo gemakkelijk uit de pen vloeien, maar die dan ook tevens verraden, hoe weinig moeite hij zich geeft, om zijn stijl te verzorgen. En hoe rijk blijkt onze taal te zijn, als men ernstig beproeft in de plaats van al die het-gaat-om's passende uitdrukkingen te vinden; dan eerst zal men opmerken, dat het hier werkelijk „gaat om" een afschuwelijk passe-partout, dat wij zoveel mogelijk moeten schuwen.

Een modewoord is het niet minder nare cliché: in het teken van. De 19de eeuw staat in het teken van de vooruitgang, gelijk de moderne oorlogvoering in het teken van de technische wapenen; „een mode-show" staat in het teken van de nieuwste Franse smaak, gelijk een vergadering in het teken van een politieke gedachte. En ten slotte betekenen al zulke zinnetjes niet anders dan dat de spreker te lui of te onnadenkend is, om zijn gedachten uit te drukken met eigen woorden", die bij het onderwerp passen.

Ten slotte willen wij nog een lans breken in de strijd tegen „Tante Betje". Ganse geslachten van taalzuiveraars hebben daartegen reeds geijverd en is het resultaat ten slotte toch maar zeer gering geweest. Met doeltreffende argumenten heeft men het onlogische van deze constructie aangetoond en heeft dit niet veel nut kunnen afwerpen. Het is een schrale troost, dat zinnen als deze ook in het Duits voorkomen; zij worden er niet minder erbarmelijk om. Ook hier is slordigheid in het denken de schuld van het misbruik. De zinnen zouden goed zijn, als ze aldus gewijzigd werden: Ganse geslachten van taalzuiveraars hebben daartegen reeds geijverd en toch is het resultaat tenslotte maar zeer gering geweest. Met doeltreffende argumenten heeft men het onlogische van deze constructie aangetoond, doch veel nut heeft dit niet kunnen afwerpen. Een inversie, of een andere rangschikking in de woordvolgorde, waardoor het onderwerp na het gezegde komt te staan, is alleen dan geoorloofd, als een ander zinsdeel (voorwerp of bepaling) voorop geplaatst is. „Wij maakten gisteren een mooIe wandeling", maar met inversie: „Gisteren maakten wij een mooie wandeling".

Wij sluiten hier de lange lijst van onze verzuchtingen. Onze taal zou smijdiger en gespierder zijn, als wij er ons allen op toelegden, haar zo goed en zo doeltreffend, als het kan zelfs zo mooi, mogelijk te gebruiken. En onze taal is het waarlijk wel waard. Want het Nederlands is een mooie taal, en bovenal het is onze eigen, onze moedertaal.

Wie over dit onderwerp meer wil lezen, raadplege prof. Gerlach Royen: Ongaaf Nederlands {Amsterdam 1941) en Charivarius:
Is dat goed Nederlands? (Amsterdam 1940).

WOORDENLIJST

LET OP: het volgende is met behulp van een bladschouwer (scanner) ingelezen en nog niet bewerkt. Aan een fatsoenlijke opmaak wordt gewerkt.

A

à (à .. ct.) tegen, voor.
à charge ten laste, ter belasting, bezwaring.
à contre coeur met tegenzin, ongaarne.
a costi te uwent, aldaar, ter plaatse.
à décharge ter verdediging, ter ontlasting (van aanklacht of schuld);ter ontheffing (van verantwoordelijkheid).
à fond in de grond, grondig.
à fonds perdu zonder aanspraak te maken op terugbetaling.
a fortiori te meer, des te sterker.
à jour opengerwerkt.
à l'improviste voor de vuist.
à peu près ten naaste bij.
a posteriori achteraf beschouwd.
a priori van te voren, vooruit.
à propos zie apropos.
a vista op zicht, op vertoon.
abattoir openbaar slachthuis, slachtplaats, slachtinrichting.
abdiceren afstand doen, aftreden.
aberratie afwijking, afdwaling.
abnormaliteit afwijking (van 't gewone).
abolitie opheffing, afschaffing, kwijtschelding.
abominabel afgrijselijk, afschuwelijk, verfoeilijk.
abonné(e) intekenaar, intekenares.
abonnement intekening, intekenprijs.
abrupt plotseling, onverwacht.
absent(ie) afwezig(heid), verstrooid-(heid).
absenteren (zich) verwijderen.
absolutie kwijtschelding, vrijspreking, ontheffing.
absoluut volstrekt, volkomen, stellig, volmaakt.
absorberen opslorpen, inzuigen.
abstineren (zich) onthouden van.
abstractie afzondering, afgetrokkenheid.
absurd(iteit) ongerijmd(heid), zot(heid).
abuis (abusief, abusievelijk) onjuist, verkeerd, (bij) vergissing.
accent klemtoon, klemtoonteken, tongval, uitspraak.
accentueren onderstrepen, nadruk leggen op, met nadruk uitspreken, versterken.
accepteren aannemen, aanvaarden, genoegen nemen met.
acces toegang, aanval (van koorts b.v.).
accessibel toegankelijk, genaakbaar.
accident ongeval, voorval.
accijns verbruiksbelasting.
acclamatie (bij) met toejuiching, met algemene bijval.
accommodatie aanpassing, inschikkelijkheid.
accommodement schikking, vergelijk.
accompagneren vergezellen, begeleiden.
accoord gaan met instemmen met, zich verenigen met.
accoordbevinding in orde bevinding.
accorderen overeenstemmen, overeenkomen, vergelijk treffen.
accres vermeerdering, toeneming, aanwas.
accuratesse nauwkeurigheid, nauwgezetheid, stiptheid.
accusatief vierde naamval.
accuseren kennis geven van, berichten (de ontvangst van een brief), beschuldigen, aanklagen.
acheveren afmaken, voltooien, volmaken.
acoustiek geluidsleer, klankvoortplanting.
acquisitie verwerving, koop, aanwinst.
acrobaat koorddanser, kunstenmaker.
acteren toneelspelen.
acteur toneelspeler.
actie werking, handelwijze, vordering, gang.
actie-radius grootste afstand (vliegtuig), werkingssfeer.
actief werkzaam, ijverig, bedrijvig.
actief (activa) baten, bezittingen (in boekhouding).
activiteit werkzaamheid, snel handelen, bedrijvigheid.
actrice toneelspeelster.
actualiteit vraag van de dag.
actueel van ogenblikkelijk belang, van onze tijd.
acuut snel verlopend (ziekte).
ad fundum tot de bodem.
ad hoc voor het onderhavige geval.
ad interim voorlopig, tijdelijk.
ad patres tot de vaderen (verzameld), dood.
ad rem op zijn pas, slagvaardig, gevat, ter zake.
additioneel aanvullend, bijgevoegd, aanvullings-.
adept ingewijde.
adequaat gepast, overeenkomstig het doel.
adhaesie (adhesie) instemming, bijval, aanklevingskracht.
adherent aanklevend, onafscheidelijk.
adjectief bijgevoegd; bijv.naamw.
adjunct (toegevoegde) helper, plaatsvervanger, onder-.
administratie bewind, beheer, bestuur.
admirabel bewonderenswaardig.
admissie-examen toelatings-examen.
admitteren toelaten, vergunnen.
adolescent aankomend jongmens, jongeling (15 tot 20 jaar).
adopteren aannemen (als kind).
adoreren aanbidden, vergoden.
adstructie toelichting, staving.
advertentie aankondiging, bekendmaking.
advies bericht, raad, voorlichting.
adviseren raadgeven, aanraden, berichten.
aequator evenaar, evennachtslijn.
aera tijdperk, jaartelling.
aëronaut luchtschipper.
aëroplaan vliegtuig.
aesthetiek schoonheidsleer.
affaire zaak, voorval.
affect gemoedsaandoening, hartstocht.
affectatie gekunsteldheid, onnatuurlijkheid, aanstellerij.
affecteren zich aanstellen.
affectie toegenegenheid, kwaal.
affiche aanplakbrief, bekendmaking.
afficheren aanplakken, bekend maken.
affreus verschrikkelijk, afschuwelijk.
affront belediging.
afternoon tea nanoenthee, namiddagthee.
ageren drijven, opstoken, handelend optreden.
agentuur vertegenwoordiging.
agglomeratie samenhoping.
agio opgeld (boven standaardwaarde).
agitatie drijverij, opwinding, onrust, gisting.
agitator opruier, volksmenner.
agonie doodsstrijd.
agraaf (agrafe) spang, gesp.
agrariër landbouwkundige.
agrarisch de landbouw betreffende, landbouwkundig.
agressief aanvallend, vechtlustig.
ahnung vermoeden, voorgevoel.
aigrette reigerkuif, hoedpluim, vederbos.
air voorkomen, houding, schijn, uiterlijk.
alarmeren verontrusten, oproepen, wakker schudden.
algebra stelkunde.
alias andersgezegd, bijgenaamd.
alkali loog.
all right in orde, begrepen, goed.
allee laan, wandelweg.
allegorie zinnebeeldige voorstelling.
alliage legering; metaalmengsel.
alliantie verbond, bondgenootschap.
alliteratie stafrijm.
allooi gehalte.
allure gang, houding, gedrag.
alter ego tweede ik.
alternatief keus tussen twee, noodkeus, twede mogelijkheid.
altruïsme mensenliefde, onzelfzuchtigheid.
altruïstisch onzelfzuchtig.
amalgama mengsel, mengelmoes.
amateur liefhebber.
ambitie eerzucht, lust, belangstelling, ijver.
ambulance veldhospitaal.
ambulant rondtrekkend.
amende honorable schuldbelijdenis, ongelijk-erkenning.
amenderen wijzigen; wijziging voorstellen.
amendement verbetering, wijziging.
amicaal vriendschappelijk.
ammunitie schietvoorraad.
amnestie kwijtschelding (van straf).
amortisatie ongeldigverklaring, schulddelging.
amourette minnerijtje.
amoveren slopen, wegruimen, afzetten (van een post), slechten, afbreken.
ampel wijdlopig, breedvoerig.
amplitudo slingerwijdte.
amputatie afzetting (van een lichaamsdeel) .
amusant vermakelijk, vrolijk.
an sich op zich zelf.
anaemisch bloedarm.
analecta bloemlezing.
analogie overeenkomst(igheid).
analoog overeenkomstig, gelijkaardig, gelijkwaardig, soortgelijk.
analyse ontleding, oplossing, ontbinding.
analyseren ontleden, oplossen, ontbinden.
anarchie regeringloosheid, wetteloze toestand, volslagen wanorde.
anathema banvloek, kerkban.
anatomie ontleedkunde.
ancienniteit (naar) volgens diensttijd.
angina keelontsteking.
animeren aanmoedigen, opwekken, bezielen.
animo levendigheid, vurigheid, geestdrift, lust.
annalen geschiedboeken, jaarboeken.
annex bijbehorend, aanhorig, bijgevoegd, hierbij (gaat); aanhorigheid.
annexatie inlijven, voegen bij (eengebied), aan zich trekken, aanhechten.
annonce aankondiging, bericht, aanbieding (in kranten).
annotatie (ophelderende) aantekening.
annuleren vernietigen, afbestellen, opzeggen.
anomalie onregelmatigheid,afwijking (van de regel), uitzondering.
anoniem naamloos, ongetekend.
anorganisch onbewerktuigd (niet tot het dieren- of plantenrijk behorend).
ansicht prentkaart, prentbriefkaart.
antagonisme vijandschap, tegenwerking.
antededent voorgaande, vroeger of voorafgaand geval.
antedateren (niet antidateren) vroeger dagtekenen.
antenne voelhoren, vangdraad, zenddraad.
antichambre voorvertrek, wachtkamer, spreekkamer.
anticipatie (bij) vooruitbetaling, voorbaat.
anticiperen vooruitlopen op, vervroegen.
antiek oud, ouderwets, oudheden.
antipathie tegenzin, weerzin, afkeer.
antipathiek afstotend.
antisemiet jodenhater.
antiseptisch ontsmettend, zuiverend, bederfwerend.
antithese tegenstelling.
apart afzonderlijk, afgescheiden.
apathie lusteloosheid, onverschilligheid, gevoelloosheid.
aperçu overzicht, hoofdinhoud, samenvatting.
apert open, duidelijk.
apocrief verdacht, onwaarschijnlijk, onecht.
apodictisch stellig, (school)meesterachtig, onweerlegbaar.
apologie verweerschrift, verantwoording.
apoplexie beroerte.
apostil(le) kanttekening, kort bericht, kantbrief.
apostrophe afkappingsteken, scherpe vermaning.
apotheose schitterend slottafereel, verheerlijking.
apparaat toestel, toerusting.
appartement kamer, vertrek.
appèl hoger beroep, oproeping, oproep.
ap- en dependenties aanhorigheden.
appendicitis blinde-darmontsteking.
appendix aanhangsel (b.v. van blinde darm), toevoegsel.
ap(p)erceptie bewuste waarneming.
appetijt trek, eetlust.
applaus geklap, toejuiching(en).
applicatie toepassing, verband (geneeskunde).
appointement jaarwedde, bezoldiging.
apporteren aanbrengen, halen.
appreciëren waarderen, op prijs stellen, naar waarde schatten.
approbatie goedkeuring, vergunning.
approvianderen van leeftocht voorzien.
approximatief bij benadering, ongeveer, ten naaste bij, geraamd.
apropos zeg eens, wat ik wou zeggen, van pas znw onderwerp.
aquaduct waterleiding, leidingkanaal.
aquarel waterverftekening.
arbiter scheidsrechter, scheidsman.
arbitraal scheidsrechterlijk.
arbitrair willekeurig, eigenmachtig, eigendunkelijk.
arcadisch herderlijk, landelijk.
archeologie oudheidkunde.
archipel eilandenzee, eilandengroep.
architect bouwkundige, bouwmeester.
arena strijdperk, worstelperk, kampplaats.
argot groepstaal.
argument bewijsgrond, bewijs.
argumentatie bewijsvoering, betoog.
aristocratisch voornaam, aanzienlijk.
arithmetisch rekenkundig.
armee leger, heir.
aroma geur.
aromatisch geurig.
arrangeren schikken, ordenen, vergelijk treffen, omwerken (van muziek).
arresteren vaststellen, bekrachtigen, aanhouden, in hechtenis nemen.
arrestkamer strafkamer.
arriveren aankomen, gebeuren.
arrogant aanmatigend.
arsenaal tuighuis, wapenmagazijn.
artificieel kunstmatig.
artillerie geschut, geschuttroep.
artillerist kanonnier.
aspect aanblik, voorkomen.
aspirant gegadigde, aanzoeker, dinger (naar een post, ambt).
aspiratie streven, verlangen.
assimileren (zich) aanpassen (aan), vereenzelvigen.
assisteren helpen, bijstaan.
assistent helper, hulp- (in samen- stellingen) .
assistentie hulp, bijstand.
associé medevennoot, handelsgenoot.
assortiment keus, verzameling, warenvoorraad.
assumeren er bij nemen, zich toevoegen.
assuradeur verzekeraar.
assurantie verzekering.
assureren verzekeren, waarborgen.
astrant vrijpostig, brutaal, driest.
astrologie sterrenwichelarij.
astronomie sterrenkunde.
atelier werkplaats (van kunstenaars).
atheïst godloochenaar.
atmosfeer dampkring.
attaque aanval, beroerte.
attaqueren aanvallen, aantasten.
attelage bespanning, paardentuig.
attenderen (op) acht geven, achtslaan, letten, opmerkzaam maken.
attent opmerkzaam, oplettend; attent maken, aandacht vestigen.
attentie opmerkzaamheid, aandacht, beleefdheidsdienst.
attest verklaring, getuigschrift.
attestatie de vita levensbewijs, levenverklaring.
attesteren getuigen, verklaren, bevestigen,
attractie aantrekkelijkheid, aantrekkingskracht.
attraperen betrappen, snappen.
au fond in de grond, grondig.
au revoir tot ziens.
auctie veiling, openbare verkoping.
audiëntie gehoorverlening.
auditie uitvoering.
auditorium hoorders, gehoor (verzamelwoord), gehoorzaal.
aula (universiteits) gehoorzaal.
aureool stralenkrans (om 't hoofd).
ausdauer uithoudingsvermogen, taaiheid.
auspiciën bescherming, toezicht.
ausweis (schriftelijke) verklaring, bewijsstuk.
auteur schrijver, maker, bewerker.
authentiek gewaarmerkt, rechtsgeldig, betrouwbaar, echt, openbaar, geloofwaardig.
autobiografie eigen levensbeschrijving.
autocratisch eigenmachtig.
auto-garage autostal(ling), autoloods.
automatisch werktuiglijk, van zelf.
autonomie zelfregering.
autoptie (autopsie) lijkschouwing, lijkopening.
autorisatie toelating, vergunning, verlof, machtiging, volmacht.
autoritair (optreden) als een heerser, met gezag.
autoriteit gezag, gezaghebber, overheidspersoon, meerv. overheid.
avanceren opschieten, voortmaken, vooruitkomen, voorwaarts gaan.
avant-garde voorhoede.
avant-projet ontwerp, schets, voorontwerp, bestek.
avant-scène voortoneel.
avenue laan.
aversie afkeer, tegenzin, walging.
aviateur vlieger (niet vliegenier), luchtvaarder.
aviatiek vliegkunst, vliegwezen, luchtvaart.
avicultuur vogelfokkerij.

B

bagage reisgoed.
baisse waardedaling, prijsdaling.
banaal alledaags, gewoon, plat, afgezaagd.
basis grondslag, grondlijn.
bel-étage eerste verdieping.
belvédère schoonzicht, uitzichttoren.
bibliotheek boekerij.
bijouterieën kleinodiën.
bilateraal tweezijdig, wederzijds.
biografie levensbeschrijving.
biplaan tweedekker.
bisseren herhalen.
bizar zonderling, wonderlijk, grillig, vreemd.
blague bluf, grootspraak. opsniiderij.
blagueur bluffer, grootspreker, opsnijder.
blamage schande, oneer.
blasé beu, oververzadigd.
blazoen wapenschild, veldteken.
blesseren wonden, kwetsen, krenken.
blessuur wond, kwetsuur, belediging.
boiler ketel.
bon mot grap, woordspeling, scherts.
bon-vivant losbol; patertje goedleven, vrolijke Frans.
bona fide te goeder trouw.
bonjour goede dag.
bonne kindermeisje.
bonsoir goede avond.
bonus toegift, buitengewone uitkering.
borderel lijst, staat.
botanicus plantkundige.
botanie plantkunde.
bouderen mokken, pruilen, meesmuilen.
boudoir damessalonnetje.
bouffante (dikke) halsdoek.
bougie kaars, ontsteking (in motor).
bouillon vleesnat.
bouquet ruiker, bloemtuil, geur van wijn.
bouwen (van machines en toestellen) maken, vervaardigen.
box looprek (voor kinderen), doos, (post)bus.
boy-scout padvinder, verkenner.
boycotten uitsluiten. doodzwijgen.
bracelet armband, handboei.
brancard draagbaar.
branche tak, vak, afdeling, bedrijfstak.
braveren trotseren, tarten.
bretel broekdraagband, galg.
briljant schitterend, voortreffelijk; diamant.
brio vuur, levendigheid.
broadcasting versmeiding, omroep, uitzaaiing (Afrikaans).
brocheren innaaien (van boeken).
brochure vlugschrift.
broderie borduursel, borduurwerk.
budget begroting, raming, kasmiddelen.
bureau, kantoor, bureel (Vlaams).
burlesk koddig, kluchtig, belachelijk.
business zaak, zaken.

c
cabine = kajuit, (stuur)hut.
cachet = zegel, stempel, onderscheiding.
cacophonie = wanklanken.
cadaver = lijk.
cadeau = geschenk.
caduc = bouwvallig, vervallen, oud en zwak.
café = koffiehuis.
cahier = schrift, schrijfboek.
calamiteit = ramp.
calculeren = berekenen, uitrekenen.
calligraaf = schoonschrijver.
camoufleren = vermommen, verstoppen, wegmoffelen.
campagne = veldtocht, werkseizoen (bijv. in een suikerfabriek).
candidaat = gegadigde; tegencandidaat = mededinger.
canonisatie = heiligverklaring.
capabel = bekwaam, geschikt, in staat (tot).
capaciteit = bekwaamheid, vermogen, opbrengst, geschiktheid, kracht.
capitonneren = opvullen (van meubelen, wanden).
capitulatie = overgave, onderwerping.
capituleren = zich overgeven, zich onderwerpen.
captain= aanvoerder (spel).
captie(s) maken = uitvluchten zoeken, tegenstribbelen, aanmerkingen maken.
capuchon = mantelkap, muts.
carburator = vergasser.
cargadoor = scheepsbevrachter.
caricatuur = spotprent, spotvoorstelling.
carillon = beiaard, klokkenspel.
carnivoor = vleeseter.
corosselie = koetswerk, rijtuigfabriek.
carrier = bakfiets, vrachtfiets.
carrière = loopbaan, - maken, vooruit komen, slagen (in de wereld).
carrousel = ringrijderij, draaimolen.
carte blanche = vrijbrief, onbeperkte volmacht.
carteren = in tekening, in kaart brengen.
cash = baar geld, gereed geld.
cassa = kas.
cassatie = vonnisvernietiging.
cassette = (geld)kistje.
casueel = toevallig, bij gelegenheid, onzeker.
casus belli = reden tot oorlog.
catastrophe = ramp, slechte keer.
catechisatie = godsdienstonderwijs, lering, vraagonderricht.
categorie = groep, klasse, afdeling.
catheder = spreekgestoelte.
cauchemar = nachtmerrie, schrikbeeld.
causaal (verband) = oorzakelijk, redengevend.
causeren = (gezellig) praten, keuvelen.
causerie = kout, gezellig praatje.
cautie = zekerheidstelling, borgtocht, borgstelling, waarborg.
cavalerie = paardenvolk, ruiterij.
cavalier = ruiter, begeleider (van dame).
cavillatiën = (in verzekeringspolissen), haarkloverijen, kleingeestige voorwendsels.
cederen = zwichten, wijken; afstand doen van, overdragen.
cedel(ceel) = lijst, huurovereenkomst, briefje, opslagbewijs (van veem).
celebreren = opdragen (een mis), vieren, feestelijk gedenken.
celebriteit = vermaardheid.
celibaat = ongehuwde staat.
cement = tras, mortel.
census = cijns, belasting.
centraal-, = hoofd-, midden-.
centraljseren = samentrekken, bijeenbrengen, uit één punt regelen.
centrifugaal = middelpuntvliedend.
centripetaal = middelpuntzoekend.
centrum = midden, hart(je) (van een stad).
ceramiek = pottenbakkerskunst, plateelbakkerij.
ceremoniëel = vormelijkheden, plechtigheden.
cerUficaat = schrift.
cessie = afstand, overdracht.
chambercloak (sjamberloek) = kamerjas, kamerjapon, huisrok.
chambrée = soldatenkamer.
champignon = kampernoelje (eetbare paddenstoel).
champooing = haarwasserij, haarbad.
chansonnier = liedjesdichter, dichterzanger.
chantage = (geld)afpersing.
chanteuse =zangeres.
chaos = baaierd, warboel.
chaotisch= verward, ongeordend.
chapelle ardente = rouwkamer.
chaperonneren = begeleiden (een dame).
chapiter = hoofdstuk, onderwerp.
charlatan = kwakzalver, bedrieger, marktschreeuwer.
charmant = bekoorlijk, innemend, allerliefst.
charme = bekoorlijkheid, aanvalligheid, liefelijkheid, lieftalligheid, innemendheid.
charmeren = bekoren, verrukken, betoveren.
chasseur = loopjongen, boodschappenknechtje.
chassis = onderstel (van auto), raampje (van fototoestel).
chauvinisme = overdreven vaderlandsliefde.
chef = hoofd, opperste, overste, opperhoofd, meester.
chef d'oeuvre = meesterwerk, meesterstuk.
chemicus (Duits: chemiker) = scheikundige.
chemie = scheikunde.
chevaleresque = ridderlijk, ruiterlijk.
cheviot = kamgaren.
chevron = mouwstreep.
chic = sierlijk, zwierig.
chicane = rechtsverdraaiing, streek, haarkloverij, vitterij, uitvlucht, spitsvondigheid.
chiffonnière = latafel, linnenkast.
chirurg = heelmeester.
chirurgie = heelkunde.
cholerisch = opvliegend, driftig.
choqueren = aanstoot geven, ergernis geven, aanstotelijk zijn.
christinniseren = kerstenen, bekeren (tot het Christendom).
chromo = kleurendruk.
chronique scandaleuse = schandaalgeschiedenis.
chroniqueur = kroniekschrijver.
chronologisch = tijdrekenkundig, naar tijdsorde.
ciborie = hostiekelk.
cider = appelwijn.
cipier = gevangenbewaarder.
circa = ongeveer, omtrent.
circuit = rondrit, (ren)baan.
circulatie = omloop, kringloop.
circuleren = rondgaan, in omloop zijn.
ciseleren = drijven (van metaal).
citaat = aanhaling, ontlening.
citeren = aanhalen, dagvaarden.
cito = vlug, met spoed.
city = binnenstad.
city-bag = handreistas.
civiel = burgerlijk, burgerkleding; matig (prijs).
civiliseren = beschaven.
clairvoyant = helderziend.
clan = stam, geslacht, kliek.
clandestien = heimelijk, verboden.
classificatie. = rangschikking.
clausule =. bepaling, beding, zinsnede.
claxon = autotoeter.
clearing = verrekening, afrekening.
clementie = genade, toegevendheid, verzachting (van oordeel).
clerus = geestelijkheid.
cliché =drukblok, drukplaat.
clientèle = klanten (kring).
climax = stijging, versterking, hoogtepunt.
clip = klem, papierhechter.
clou = glanspunt, aantrekkingspunt.
coach = oefenmeester, africhter (roeisport); (reis)koets.
coalitie = bondgenootschap, samengang, aaneensluiting.
cockpit = stuurstoel.
coelibaat = celibaat, ongehuwde staat.
cognossement = ladingsbrief, vrachtbrief.
cohesie = samenhang.
coifferen = kappen, vleien, opkammen.
coiffeur = kapper.
coiffure = kapsel;  salon de -, kapzaal, kapperszaak.
coin du feu = huisjasje.
collaborateur = mede(be)werker.
collationneren = vergelijken (met het oorspronkelijke), nalezen, tegenlezen.
collectie = verzameling, menigte.
collectief = verzamelend, samenvattend, verzamelwoord.
collega = ambtgenoot, vakgenoot.
combinatie = samenvoeging, vereniging, koppeling.
combineren (met elkaar) = in verband brengen, verenigen, samenvoegen, samenstellen.
comble = toppunt, overmaat.
comestibles = (fijne) eetwaren.
comfort = gerief, gemak, behaaglijkheid.
comfortabel = geriefelijk, behaaglijk.
comité-generaal = zitting (vergadering) met gesloten deuren.
commanderen = bevelen, gelasten, het bevel voeren.
commanditaire vennoot = stille vennoot (geldschieter).
commando = bevel.
comme iJ faut = zoals 't hoort, behoorlijk, fatsoenlijk.
commensaal = kostganger.
commentaar = verklaring, opheldering, uitlegging.
commercieel = handels(-commissie, -taak, -last, -boodschap, -bestelling).
commis-voyageur = handelsreiziger, vertegenwoordiger.
communicatIe = verbinding, gemeenschap, mededeling.
communiqué = bericht, mededeling.
compact = dicht (opeen), ineengedrongen.

Rest volgt nog

Terug naar BTL Thuisblad Terug naar Inhoudsopgave